de LIGNE (Prince), Eugène (Breuilpont, Frankrijk, 10 augustus 1893 – Belœil, 26 juni 1960), diplomaat.
Eugène de Ligne wordt in 1893 geboren als zesde van negen kinderen van Ernest de Ligne en Diane de Cossé Brissac. Na het overlijden van zijn vader in 1937 wordt hij de elfde prins van het gerenommeerde adellijke huis de Ligne, dat teruggaat tot de elfde eeuw en de maarschalk, diplomaat en schrijver Charles-Joseph de Ligne (1735-1814) als bekendste telg heeft.
Net voor de Eerste Wereldoorlog studeert Eugène de Ligne filosofie en letteren aan de Brusselse Facultés Universitaires St-Louis. Tijdens de grote oorlog dient hij aan de IJzer als officier bij de Belgische cavalerie. In 1917 trouwt hij in Parijs met Philippine de Noailles van het hertogelijk huis van Mouchy, met wie hij vier kinderen heeft: Baudouin (°1918, de latere twaalfde prins de Ligne), Isabelle (°1921), Yolande (°1923) en Antoine (°1925).
Meteen na de wapenstilstand wordt de Ligne militair attaché in Parijs. Hij legt met succes het diplomaten- en handelsexamen af en bouwt in het interbellum een diplomatieke carrière uit in achtereenvolgens Boekarest, Parijs, Madrid, Londen en Washington. Gedurende korte perioden is hij ook werkzaam als diplomatiek en koloniaal raadgever, respectievelijk bij het Belgische ministerie van Koloniën en het kabinet van de Eerste Minister.
In 1924-1925 reist hij samen met zijn vrouw naar Zuid-Afrika en Belgisch Congo, het daaropvolgende jaar stuurt hij zijn automobiel via Constantinopel en Bagdad naar Brits India. De Ligne is inderdaad een fervent autoliefhebber en wordt mede hierom door de Belgische overheid belast met het in kaart brengen van de mogelijke landverbindingen tussen België en Congo. In de jaren 1920 en ’30 onderneemt hij talloze expedities, waaronder vijf maal dwars door de Sahara, steeds op zoek naar nog onbekende passages en de beste wegen om het Afrikaanse continent te doorkruisen.
Aan het Congolese Kivu-meer richt de Ligne de vennootschap Linea op, samen met onder meer zijn neef Albert de Ligne en enkele vrienden, zoals Georges Bibescu, telg van een vooraanstaande Roemeense familie. Samen steken ze zo’n zes miljoen Belgische frank in de koloniale onderneming, die actief is in de land- en mijnbouw-, transport- en constructiesector, vooral op het eiland Idjwi. De prins en prinses investeren er ook in de bouw en werking van een hospitaal. De Ligne komt aan het hoofd te staan van de Union Agricole du Kivu en de administratieve commissie van het in 1925 gestichte Nationaal Albert Park. In 1930 begeleidt hij de latere koning Edward VIII tijdens diens bezoek aan het oosten van Belgisch Congo.
In 1938-1939 onderhandelt de Ligne in opdracht van koning Leopold III en generaal Van Overstraeten met de Verenigde Staten en later ook Nederland, over samenwerking inzake voedselbevoorrading in geval van oorlog. Onder meer grondstoffen uit Belgisch Congo zouden als pasmunt moeten dienen. De besprekingen worden echter negatief onthaald door de Britten en ketsen af. De Ligne’s initiële gesprekken met de Nederlandse delegatie onder leiding van Arnold Lamping in januari 1939 leiden enkele jaren later wel tot de creatie van het Benelux samenwerkingsverband tussen België, Nederland en Luxemburg.
Bij het binnenvallen van het Duitse leger in mei 1940 treedt Eugène de Ligne opnieuw in dienst bij het Belgische leger, ditmaal als hoofd van een gemotoriseerde groep nabij Antwerpen. Tijdens de demobilisatie stichten de prinses en prins de Ligne de zogenaamde Foyers Léopold III, waarbij ze hun kasteel in het Henegouwse Belœil openstellen voor slachtoffers van bombardementen, verzetsstrijders en joodse en Belgische kinderen wiens ouders ondergedoken, gevlucht of gedeporteerd waren. Voor het Internationale Rode Kruis is de Ligne betrokken bij de aankoop van het schip Frédéric van de Vilvoordse Société Anonyme de Pont Brulé. Onder haar nieuwe naam Caritas I maakt dit schip tussen 1942 en het einde van de oorlog verscheidene keren de transatlantische oversteek voor de levering van onder meer farmaceutische middelen.
Van 1947 tot 1951 is Eugène de Ligne de eerste ambassadeur van België in het onafhankelijk geworden India. In New Delhi onderhouden de prins en prinses goede contacten met de Indiase elites. De Mountbattens en vooral premier Nehru worden zelfs persoonlijke vrienden. De Ligne probeert ook te wegen op het vredesoverleg tussen Pakistan en India, die vanaf het najaar van 1947 in conflict zijn over de door beide landen geclaimde grensregio Kasjmir. Met zijn goede connecties en als doyen van het diplomatieke korps in New Delhi heeft hij talloze ontmoetingen met Westerse en Indiase prominenten. Zijn diplomatieke correspondentie met Brussel verraadt hierbij echter vaak enige vooringenomenheid ten gunste van de Indiase zaak. De Lignes adoratie voor het land – en in het bijzonder voor haar charismatische leider Jawaharlal Nehru – kunnen we lezen in zijn autobiografische boek La Roue d’Açoka, ou le réveil de l’Asie vu du relais de Delhi (1957), een intrigerende mix van impressies en anekdotes. Het voorwoord is geschreven door de Roemeens-Franse schrijfster Marthe Bibescu, de echtgenote van de hogervermelde zakenpartner van de Ligne.
Na vijf jaren in India trekt Eugène de Ligne eind 1951 naar Madrid om er tot 1955 de pas geopende ambassade van België te leiden. In 1952 onderhandelt hij er het luchtvaartakkoord tussen België en Spanje, maar in de daaropvolgende jaren kijkt hij er vooral naar uit om opnieuw te gaan reizen. In 1957 gaat hij met pensioen en in het voorjaar van 1960 keert hij een laatste keer terug naar zijn geliefde Kivu. Hij schrijft er het tweede deel van zijn memoires, die een jaar later, na zijn overlijden in juni 1960, verschijnen onder de titel Africa, ou l’évolution d’un continent vue des volcans du Kivu. De Ligne doorspekt zijn relaas opnieuw met boeiende reflecties en rijke verhalen, waarbij hij trots getuigt over onder meer zijn wekenlange autotochten door het Afrikaanse continent, zijn diepe genegenheid voor het Belgische koningshuis en de diverse kennissenkring die hij tijdens het vele reizen als diplomaat, zakenman en avonturier – en ongetwijfeld geholpen door zijn adellijke naam – wist op te bouwen.
Pieter De Messemaeker
Universiteit Gent
25 april 2014
pieter.demessemaeker@ugent.be
Niet-gepubliceerde bronnen
- Archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, persoonlijk dossier Prince de Ligne E., n°2353.
- Archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemene dossiers India (en Pakistan), 1946-1960.
Gepubliceerde bronnen
a) Publicaties van Eugène de Ligne
- de Ligne (E.), Africa, ou l’évolution d’un continent vue des volcans du Kivu, Brussel, Librairie Générale, 1961.
- de Ligne (E.), La roue d’Açoka, ou le réveil de l’Asie vu du relais de Delhi, Brussel, M. Weissenbruch, 1959.
Wetenschappelijke werken
- Bronne (C.), Belœil et la maison de Ligne, Doornik, Gamma, 1979.
- Martin (G.), Histoire et généalogie des maisons de Ligne et d’Arenberg. Tome I, Maison de Ligne, Lyon, Sud Offset., 2003.
Biographical Dictionary of Overseas Belgians