CORNET (Jules)

CORNET, Jules (Saint-Vaast (later La Louvière), 4 maart 1865 –Mons, 17 mei 1929), geoloog, hoogleraar.

Jules Cornet was de zoon van François-Léopold (1834-1887) en Louise Martin. Zij huwden te Quaregnon op 25 augustus 1858. Zijn moeder overleed op 8 juni 1868. Vader hertrouwde op 4 mei 1870 met Florentine Caupin.

Zijn vader had als mijnbouwingenieur al een grote vermaardheid verworven. Tesamen met zijn schoolvriend van de École des Mines de Mons, Alphonse Briart (1825-1898), maakte hij veel geologische excursies. Hun gezamenlijke publicaties in de domeinen van de geologie en de paleontologie werden erg gewaardeerd in de Académie royale de Belgique, waar ze beiden lid van waren.

Jules Cornet, die pas 5 jaar oud was, vergezelde zijn vader en de beroemde geoloog Charles Lyell (1797-1875), 73 jaar oud, tijdens een excursie naar Braquegnies. Ook tijdens zijn  lager onderwijs aan de gemeentelijke school te Cuesmes, nam de schrandere Jules Cornet met zijn vader en Briart en later met de bekende geoloog uit Rijsel, Jules Gosselet (1832-1916) deel aan geologische excursies. Cornet beweerde later, dat zijn onderwijzer Félix Cattier hem het meest beïnvloed had voor zijn wetenschappelijke loopbaan. Cornet volgde het lager onderwijs tesamen met Félicien Cattier (1869-1946) en Charles Lemaire (1863-1925). Beiden zouden eveneens een belangrijke rol in Kongo spelen. Cattier werd in 1935 vice-gouverneur van Generale Maatschappij van België en Lemaire werd in 1920 directeur van de Koloniale Hogeschool te Antwerpen. Cornet beëindigde zijn middelbare studiën (Grieks-Latijnse humaniora) aan het Koninklijk Atheneum te Mons in 1883.

Zijn vader had alle treden van zijn loopbaan doorlopen en verliet de kolenbouw in 1881 om in datzelfde jaar de fosfaatmijn op te richten in Mesvin-Ciply. Hij werd ziek in 1883 en stopte ontgoocheld al zijn activiteiten. Op aandringen van zijn vader startte Jules Cornet geneeskundige studies aan de Universiteit te Gent. Na het afleggen van zijn examens van de eerste kandidatuur natuurwetenschappen werd hij in 1884 aangesteld tot preparator aan het Instituut voor Dierkunde en Vergelijkende Anatomie, onder de leiding van professor Felix Plateau (1841-1911). Cornet bleef deze functie gedurende zeven jaren uitoefenen. Na het overlijden van zijn vader op 20 januari 1887 begon Cornet zich steeds meer te interesseren voor de mineralogische wetenschappen. In 1890 behaalde hij onder het promotorschap van professor priester Alphonse Renard (1842-1903) het doctoraat in de natuurwetenschappen met de grootste onderscheiding.

Van een vriend, de arts Jules Amerlinck (1864-1920), die scheepsarts was op de lijn Antwerpen-Matadi, vernam Cornet einde april 1891 over de geplande expeditie naar Katanga (in de Congo-Vrijstaat), waaraan hij als arts zou deelnemen, dat men nog een geoloog zocht. De volgende dag had Cornet een onderhoud met Hyppolite Lippens (1847-1906), burgemeester van Gent en commissaris van de Vereniging van Katanga, waar hij zich kandidaat stelde. Hij werd aangeworven voor deze expeditie door Alphonse-Jules Wauters (1845-1916), vertrouweling van Leopold II.

 De expeditie werd geleid door Louis Bia (1852-1892), met de hulp van luitenant Emile Francqui (1863-1935) (tweede in rang), Jules Cornet (derde in rang), Jules Amerinck, (expeditie-arts) en luitenant Eugène Derscheid (1858-1902). De expeditie vertrok te Antwerpen met het schip “Africa” op 18 mei 1891 en bereikte op 15 juni Boma, op de Atlantische kust van de Onafhankelijke Congo-Vrijstaat. Na een moeizame tocht van Matadi naar de Stanley-Pool, volgde de expeditie de Kasai en de Sankuru om in september 1891 Lusambo in Katanga te bereiken. De bedoeling van deze expeditie uitgezonden door Leopold II was de ertshoudende gebieden van Katanga in kaart te brengen en deze zo snel mogelijk onder de controle van de Onafhankelijke Congo-Vrijstaat te brengen om zo de Britse expansie af te blokken. Begin 1892 bereikte de expeditie-Bia Bunkeya (in het Zuidoosten van Katanga), de hoofdstad van het Yeke koninkrijk (ook genoemd Garenganze), opgericht door de plaatselijke heerser Msiri (1830-1892).

Cornet concentreerde zich volledig op de vele koperafzettingen van Zuid-Katanga. Op 17 februari 1892 ontdekte hij de mijn van Kambove, die al uitgebaat werd door de inheemse bevolking, op een vijftiental kilometer ten Noordoosten van de plek die later Jadotville zou worden. De periode van 8 augustus tot 12 september 1892 is van bijzonder belang in de geschiedenis van de ontdekking van de Congolese delfstoffen. Op 11 augustus ontdekte Jules Cornet de afzettingen te Likasi en Shituru. Op 12 augustus werden de koperafzettingen te Kambove grondig in kaart gebracht, wat later “de parel van Katanga” zou genoemd worden en waar later de fabrieken van de Union Minière opgericht zouden worden. Vervolgens werd op 25 augustus de mijn van Luishia bezocht, daarna op 2 september de koperafzettingen te Kimbwe en op 6 en 7 september maakte Cornet een grondige studie van de zeer rijke koperafzettingen te Luiswishi om te eindigen met een oppervlakkige verkenning, op 11 september van de afzettingen te Kipushi. Ondertussen zond Jules Cornet talrijke zakken met ertsen naar België. Één van deze ertsen, een fosforbevattend kopererts, werd in 1912 door Giuseppe Cesaro (1849-1939) als een nieuw mineraal beschreven en kreeg de naam Cornetiet.

Bia werd tijdens de expeditie het slachtoffer van een leveraandoening. Hij overleed op 30 augustus 1892 te Tenke. Francqui volgde Bia op als leider van de expeditie. Op de terugweg werd het bekken van de Lualaba onderzocht. Cornet ontdekte daar grote afzettingen van ijzererts. Ten slotte werden er in de omgeving, waar later de stad Kolwezi opgericht zou worden, grote koperafzettingen ontdekt. Op 11 januari 1893, na 14 maanden van rond reizen  kwam de expeditie terug aan in Lusambo. Te voet had de expeditie in totaal 6.212 km afgelegd (of een gemiddelde van 17 km per dag). Op 27 februari kwam de expeditie aan te Matadi om op 21 maart met een Portugees schip de “Ambacca” naar Europa te varen. Te Lissabon was er een tussenstop en ontmoetten de leden van de expeditie Alexandre Delcommune (1855-1922), die door Leopold II, via Albert Thys (1849-1915) belast was de ontdekkers mee te delen, dat zij zeer voorzichtig moesten zijn in hun verklaringen betreffende de ontdekte ertsen. Er mocht niets uitlekken van informatie betreffende de bodemschatten van Katanga. Albert Thys, de ordonnantieofficier van Leopold II had binnen de Belgische en buitenlandse zakenwereld zeer veel connecties. Hij was van onschatbare waarde voor Leopold II. Op 21 april werden de leden van de expeditie-Bia-Francqui expeditie plechtig ontvangen te Brussel in het Paleis der Academiën. Tijdens een privé diner in het paleis te Laken deelde Leopold II aan Cornet mee, dat deze, zelfs als het om zuiver wetenschappelijke informatie ging, niets mocht meedelen zonder zijn uitdrukkelijke toestemming. Het was pas na de ondertekening van het Brits-Belgisch verdrag van 12 mei 1894, die de Zuidelijke grenzen van de Onafhankelijke Congo-Vrijstaat vastlegde, dat Cornet van de Koning toelating kreeg om zijn wetenschappelijk onderzoek te publiceren, zonder echter te wijzen op het commerciële belang van de ontdekte ertsen.

Het geologische oeuvre van Jules Cornet als gevolg van de expeditie-Bia-Francqui kan in drie groepen verdeeld worden. De geologische studies van de ertsvindplaatsen in Katanga, stratigrafische studies betreffende de geschiedenis van de volgorde van de geologische formaties en het tectonisch onderzoek over het reliëf of de morfologie van het landschap. De ontdekking van de nieuwe koperertsen en de eerste schattingen van de hoeveelheden afgezet kopererts waren economisch gezien de belangrijkste resultaten van de expeditie. Deze expeditie verrichtte in deze regio ook belangrijk hydrografisch en geografisch onderzoek.

Na zijn terugkeer in België nam Cornet deel aan verschillende geologische zendingen in Noord- en Oost- Europa, Rusland alsook het gebied van de Middellandse Zee. In augustus 1895 werd Cornet teruggezonden naar Congo. Op vraag van de Compagnie du Chemin de Fer du Congo bestudeerde hij het voorgestelde tracé van de spoorlijn tussen Matadi en de Stanley-Pool in de Bas Congo. Cornet stelde een uitvoerig verslag op van de vooruitgang van de werken van de spoorlijn Matadi-Leopoldville: 122 km sporen waren gelegd en er restten nog ongeveer 300 km.

De weerklank van de wetenschappelijke publicaties, die de vrucht waren van deze expedities was zeer groot. Dit onderzoek had een onschatbare waarde en Cornet ontving nationaal en internationaal de grootste erkenning. Jaren later verwierf hij de reputatie de grondlegger te zijn van de geologie van de hedendaagse Democratische Republiek van Kongo.

Op 25 april 1896 trouwde Cornet te Gent. Het eerste dochtertje Suzanne overleed op 5-jarige leeftijd aan meningitis. De zoon René-Jules (1899-1976) werd een belangrijke schrijver over de pioniers in Kongo en zoon Paul (1906-1921) overleed op 15 jarige leeftijd tijdens een tyfus epidemie. Jules Cornet beschouwde Paul als Cornet III, omdat hij als derde in de rij zoveel interesse had voor de geologische wetenschappen.

Op 1 april 1897 aanvaardde Jules Cornet op verzoek van de directeur Auguste Macquet (1853-1935) van de École des Mines de Mons de leerstoel in de mineralogie, de geologie en de paleontologie in opvolging van professor Edouard Hanuise (1842-1913), die na dertig jaar trouwe dienst, ziek en zeer hardhorig, zijn ontslag had aangeboden. Vanaf deze benoeming richtte Jules Cornet al zijn opzoekingen over het Hainebekken in de provincie Henegouwen. Niet minder dan 170 van zijn ongeveer 300 publicaties handelen over dit onderwerp, zowel over de stratigrafie, de lithografie als over de tektonische opbouw van het gebied. Cornet kreeg de toelating om een uitgebreide verzameling van rotsen, mineralen en fossielen in een museum onder te brengen. Hij vormde talrijke geologen en ingenieurs, waarvan een 80-tal die een korte of langere periode in Congo werkten, anderen ontdekten belangrijke ertsen in de Filippijnen, China en het Altlas gebergte. In 1925 werd Jules Cornet decaan van de ondertussen tot Faculteit omgevormde School, waaraan hij verbonden zou blijven tot aan zijn dood.

Van bij de start was Jules Cornet betrokken bij de activiteiten die verband hielden met de oprichting van het huidige Koninklijke Museum voor Midden Afrika te Tervuren. Hij maakte deel uit van de patronage- commissie van de afdeling van de Onafhankelijke Congo-Vrijstaat bij de Internationale tentoonstelling in 1897 te Brussel-Tervuren.

Na het overlijden van Alphonse Renard, professor aan de Universiteit te Gent werd Jules Cornet op 25 september 1903 benoemd en belast met de cursussen in de Fysische Aardrijkskunde aan de Faculteit Wetenschappen. Op 20 oktober 1904 werd hij vervolgens ook belast met de cursussen in de Warenkennis aan de Bijzondere Handelsschool, gehecht aan de Faculteit Rechten.

In het domein van de fysische aardrijkskunde publiceerde hij zeer merkwaardige studies over de ontwikkeling van het rivierennetwerk van België (1901) en over de geomorfologie van het Congobekken (1897 en 1901). In 1908 verscheen zijn werk over de tektoniek en de morfologie van Katanga, waarvoor hem in 1920 de derde tienjaarlijkse prijs van de regering werd toegekend voor de minerale wetenschappen (periode 1907- 1916).

Als vrucht van zijn didactische activiteiten verschenen tussen 1909 en 1923 de vier delen van zijn magistrale leerboek “Géologie″ (in totaal 2200 bladzijden originele teksten). Het volledige herwerkte eerste deel werd in 1927 uitgegeven onder de titel “Leçons de Géologie”.

Als gevolg van de gedeeltelijke vernederlandsing van de Universiteit van Gent in 1923 werd Jules Cornet ontlast van de cursussen Warenkennis en in 1926 van de cursussen in de Fysische Aardrijkskunde.

Een opsomming van de talrijke wetenschappelijke functies, zoals het voorzitterschap van de Société Géologique de Belgique, die Cornet bekleedde evenals de prijzen, die hem toegekend werden zijn vermeld in de bio-bibliografische nota van R. Maréchal, die eveneens alle publicaties van Cornet bevat.

 

Hendrik Deelstra
Universiteit Antwerpen (campus CDE)
2 juillet 2012
Departement Farmaceutische Wetenschappen

 

Onuitgegeven bronnen

 

Luwel (M.), Inventaris archief Jules Cornet, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden- Afrika, 1961.

 

Uitgegeven bronnen

 

a) Een belangrijke publicatie van R.J. Cornet

Cornet (R.-J.), L’Expédition Bia-Francqui-Cornet, in Katanga, Bruxelles, Cuypers, 1946.

 

b) Een volledige publicatielijst is te vinden in volgende werken

 

Hommage des Disciples, des Anciens Élèves et des admirateurs du Savant Géologue, Jules Cornet (1865-1929), Mons, Associations des Ingénieurs de l’École des Mines (Faculté Polytechnique), 1935, 107 p.

Maréchal (R.), Jules Cornet, in Liber memorialis (1913-1960), Gent, Rijksuniversiteit Gent, 1960, p. 80-97.

Robert (M.), Jules Cornet, in Annuaire de l’Académie royale de Belgique, vol. 120, 1954, p. 1-61.

 

Wetenschappelijke werken over R.J. Cornet

 

Robert (M..), Cornet Jules, in Belgische Koloniale Biografie, vol. 1, 1948, kol. 265-268.

Robert (M..), Cornet Jules, in Belgische Koloniale Biografie, vol. 5, 1958, kol. 163-164.

Stockmans (F.), Cornet Jules, in Biographie Nationale, vol. 33, 1961, col. 225-228.

Marlière (R.), Jules Cornet, in Florilège des sciences en Belgique, 1969, p. 453-469.

Stalquet (W.), Le géologue et le professeur Jules Cornet, in La Faculté Polytechnique de Mons, Mons, 1990 p. 88-97.

Vander Meersche (E.), De Paepe (P.), Stoops (G.), Cornetite, in Minerals with Belgian Roots, Gent, Story, 2010, p. 112-115.

Gunst, Petra en Davy Verbeke. "Cornet, Jules (1865-1929)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 09.05.2017. www.ugentmemorie.be/personen/cornet-jules-1865-1929

Tomaison

Biographical Dictionary of Overseas Belgians