JOOSTENS, Maurice (Berchem, 23 september 1862 - Antwerpen, 21 juli 1910), diplomaat.
Adolphe Marie Maurice Joostens wordt op 23 september 1862 in Berchem geboren als zoon van Joseph Edmond Constantin Joostens en Mathilde Josephine Pauline De Boë in één van de meest vooraanstaande handelsfamilies van Antwerpen. Zo is Joostens’ grootvader Constantin in de jaren 1860 liberaal senator voor het arrondissement Antwerpen, lid van de Algemene Raad van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas en directeur van de Antwerpse spaarkas. Joseph Joostens, de vader van Maurice, is op zijn beurt voorzitter van de Handelsbank van Antwerpen. Na passages aan de Faculté de Paris en de universiteiten van Leuven en Brussel behaalt Joostens op 14 november 1883 zijn kandidatuur in de Filosofie en Letteren voor de middenjury in Brussel. Joostens’ profiel past met zijn contacten in de Antwerpse zakenwereld en zijn diploma in de Letteren perfect in het plaatje van het ministerie dat op zoek was naar humanistisch ingestelde mannen om zijn kabinetten te bevolken. Ook zijn persoonlijke overtuiging is wellicht een belangrijke factor in zijn keuze voor het beroep van diplomaat. In 1882 maakt hij met zijn invloedrijke oom Arthur van den Nest een reis naar Egypte, hetgeen niet enkel Joostens’ voorliefde voor het avontuurlijke, exotische, kosmopolitische en intellectueel uitdagende leven verraadt, maar vooral aantoont dat hij zich in deze periode bewoog in de kringen van de Société royale de Géographie d’Anvers en bij uitbreiding de volledige geografische beweging.
Op 22 december 1885 wordt Joostens benoemd tot attaché en na een korte stage in Madrid legt hij in 1887 het diplomatieke examen met onderscheiding af. Van april 1886 tot januari 1889 leert hij als secretaris tweede klasse in Madrid de knepen van het vak onder de vleugels van gezant Edouard Anspach, de broer van de Brusselse burgemeester Jules Anspach. Vervolgens wordt Joostens overgeplaatst naar Caïro waardoor hij vanaf 1889 onder meer in de zaak-Philippart, een ophefmakend schandaal rond de Tramways d’Alexandrie in de Belgische pers in opspraak komt. In dit geschil, dat plaatsvond in de nasleep van een zakelijk conflict over de Banque industrielle d'Égypte, werkte Joostens mee aan de eliminatie van Eduard Otlet en voer Joostens samen met gezant Léon Maskens een nadrukkelijk pro-Britse koers. Zodoende droeg Joostens ook zijn steentje bij aan de ambities van Leopold II aan de oevers van de Nijl. Op het ministerie wordt zijn loyale optreden gesmaakt en Joostens wordt overgeplaatst naar Londen waar hij verder ervaring opdoet. Ten gevolge van een interne stoelendans binnen het diplomatieke korps kan Joostens vervolgens snel opnieuw promotie maken. Hij wordt door de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Paul de Favereau ervaren genoeg bevonden voor de functie van conseiller de la légation in Washington D.C.
Eerst onder gezag van Alfred Leghait en later onder graaf Gontran de Lichtervelde wordt Joostens vooral ingeschakeld in het Chinese project van koning Leopold II. Hoewel er uiteindelijk een Belgisch-Franse samenwerking wordt opgezet, is hij erg succesvol in de bemiddeling met de American China Development Company over de bouw van de Peking-Hankow spoorlijn. Bovendien bewijst hij ook dienst aan het plan om na afloop van de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898 van de Filipijnen een Belgisch protectoraat te maken. Daarnaast maakt Joostens deel uit van het gezelschap dat prins Albert begeleidt op zijn reis doorheen de Verenigde Staten in 1898. Leopold II greep deze reis aan om de Belgisch-Amerikaanse dialoog over China nieuw leven in te blazen en zowel Leopold II als Albert waren zeer enthousiast over de toewijzing van Joostens tot het reisgezelschap. Aangezien hij gedurende zijn vakantie in België in het kader van de Eerste Haagse Vredesconferentie in 1899 werd benoemd tot raadgever van het gezantschap in Den Haag, keert hij niet meer terug naar de VS. Tijdens deze conferentie is hij secretaris van de delegatie die onder leiding staat van Auguste Beernaert, een notoir voorvechter van ontwapening en de latere Nobelprijswinnaar voor de Vrede. Vervolgens schuift wellicht Leopold II, de 37-jarige Joostens na een carrière van slechts 15 jaar, naar voren als de nieuwe buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister bij de keizer van China en de koning van Siam. Joostens komt in Peking terecht in de zogenaamde legatiewijk, een afgesloten gebied net ten zuiden van de Verboden Stad waarin alle gezantschappen geconcentreerd zijn en waarin een naar binnen gerichte en elitaire diplomatieke gemeenschap bestaat. Joostens heeft er een competent team ter beschikking waartoe onder andere ook Alphonse Splingaerd deel uitmaakt. Zodoende krijgt Joostens ook indirect toegang tot diens vader Paul Splingaerd, die van assistent bij de Scheutisten dankzij de vooraanstaande Chinese staatsman Lǐ Hóngzhang was kunnen opklimmen tot ‘de Belgische mandarijn’ en tevens bemiddelde ten gunste van de Belgische investeringen in China.
Eens aangekomen in China wordt Joostens al snel geconfronteerd met onrusten die uiteindelijk zouden resulteren in de zogenaamde Bokseropstand. In de lente van 1900 bereiken de Boksers Peking en ontstaan er in een erg grimmige sfeer al snel enkele schermutselingen waarbij Joostens volgens een Chinese ooggetuige tientallen Boksers neerschiet. Hoewel Joostens wel degelijk over een wapen beschikt, is het omwille van de diplomatieke risico’s waarschijnlijker dat het de Oostenrijks-Hongaarse mariniers, aangeboden door hun regering ter verdediging van de Belgische legatie, zijn die deze schoten afvuren. Op 20 en 21 juni 1900 bereikt de Bokseropstand een climax toen ter hoogte van de verlaten Belgische legatie de Duitse gezant Clemens von Ketteler omkomt in een vuurgevecht. De verwarring is hierbij zodanig groot dat men zelfs eerst denkt dat Joostens het slachtoffer is. Een dag later volgt een officiële keizerlijke oorlogsverklaring aan alle aanwezige imperiale machten, waaronder ook België. Joostens’ dagboeken van tijdens het beleg geven een beeld zijn eigen ervaringen tijdens deze opmerkelijke periode. Zo schrijft hij : J’ai pris le commandement de notre petit détachement en attendant l’arrivée de l’officier autrichien. À partir de ce moment nous ne prendrons plus un instant de repos, mes collaborateurs et moi passerons toutes les nuits sous les armes. Dit houdt hij vol tot 16 juni, maar omwille van een brand wijkt hij uit naar gezantschap van Oostenrijk-Hongarije om zich vervolgens op 20 juni definitief terug te trekken op de terreinen van de Britse legatie.
Op 14 augustus 1900 wordt de legatiewijk na een beleg van bijna twee maanden door de Eight-Nation Alliance bevrijd. Hoewel Leopold II sinds juli 1900 alles in het werk had gesteld om een Belgisch legioen deel uit te laten maken van deze coalitie, nemen er voornamelijk omwille van Duitse kritiek geen Belgische soldaten deel aan deze expeditie. Aangezien twee broers van Joostens, Emmanuel en Hyppolite, zich als officiers hadden aangemeld voor dit legioen, beweert Joostens nadien opgelucht te zijn dat zij niet hadden kunnen deelnemen aan deze moedige, maar gevaarlijke onderneming. In de nasleep van de bevrijding van Peking volgt er een bezetting van de stad door de internationale troepenmacht die gepaard gaat met een grootschalige plundering en resulteert in een militaire administratie. Ook Joostens bemachtigt twee Chinese kunstschatten en schenkt ze later aan het Museum Plantijn-Moretus. Nu Peking bevrijd is, dringen er zich echter onderhandelingen op die enerzijds het herstel van de relaties tussen de keizerin-weduwe en de westerse machten moeten vormgeven en waaruit anderzijds een plan moet uit voortvloeien voor de naoorlogse orde.
Als lid van het belegerde diplomatieke korps verovert Joostens ondanks de kritiek van de Duitse gezant Alphons Mumm von Schwarzenstein en de Britse gezant Ernest Mason Satow enerzijds en de relatief bescheiden positie van België anderzijds, dankzij zijn tussenkomsten definitief een zetel op de zogenaamde Conferentie van Peking. Hoewel de aanloop naar de conferentie zich kenmerkt door een moeizame en chaotische communicatie, ontstaat er tijdens de onderhandelingen zelf al snel intensieve dialoog met de Favereau. Joostens groeit uit tot de belangrijkste bron van informatie van het ministerie en weet een constructieve relatie met Lǐ Hóngzhāng, naast Yikuang, prins Qing, één van de twee keizerlijke onderhandelaars, op te bouwen. In de geest van de heersende paradigma’s van economische groei en politieke neutraliteit blijft Joostens echter grotendeels op de achtergrond tijdens deze conferentie die leidt tot de ondertekening van het Bokserprotocol. Hoewel hij zich achter de overige gezanten in hun anti-Russische positie schaart, kan hij als vertegenwoordiger van de Belgische wapenindustrie het wapenembargo beperken tot twee jaar. Bovendien werkt hij als voorzitter van de schadeloosstellingencommissie een ramingsprocedure uit die erg gunstig uitdraait voor de Belgische Société d'Études des Chemins de fer en Chine. Daarnaast kan Joostens, ondanks de Belgische neutraliteit, een Belgische legatiewacht opeisen. In zijn pragmatische visie kan dit detachement immers nog van pas komen om een Belgische invloedszone uit te bouwen. Ten slotte bepaalt Joostens ook de locatie waar later volgens de plannen van het familiekasteel van secretaris Émile de Cartier de Marchienne het nieuwe Belgische gezantschap zou verrijzen. In de marge van de Conferentie is het ook Joostens die samen met consul Henri Ketels de concessie in Tientsin weet te bemachtigen.
Na afloop van de Conferentie van Peking wordt Joostens na lang aandringen op verlof gestuurd naar België. Dankzij de uitvoerige nationale en internationale berichtgeving over het spectaculaire beleg van de legaties is Joostens intussen uitgegroeid tot een ware celebrity zowel binnen diplomatieke kringen, maar ook bij een breder publiek. Bij zijn terugkeer wordt hij dan ook met de nodige égards ontvangen op het Antwerpse stadhuis en wordt er een avondfeest gegeven met eminente gasten waaronder baron Empain. In deze periode ontvangt hij ook de Zǎizhèn, prins Qing, de zoon van Yikuang, in de Scheldestad en geldt hij nog steeds als een belangrijk aanspreekpunt in de Belgisch-Chinese relaties. Als belichaming van de Belgische ambities in China, speelt Joostens ook een cruciale rol in het tastbaar maken van Leopold II zijn Chinese project. Na afloop van zijn verlof, keert Joostens in 1903 terug naar Peking, maar omwille van de zware leefomstandigheden wordt hij enkele maanden later al overgeplaatst naar de legatie van Madrid. Joostens wordt prompt door Leopold II beloond met de titel van baron en komt in Madrid terecht een bevriende katholieke natie. Daar richt hij zich in deze rustige en prestigieuze post voornamelijk op het klassieke diplomatieke werk. Hij bemiddelt bijvoorbeeld tussen Spaanse bedrijven en de organisatie van de Wereldtentoonstelling van 1905 te Luik. In 1906 wordt de Spaanse stad Algeciras echter ten gevolge van de Eerste Marokkaanse Crisis de thuishaven van de Conferentie van Algeciras en komt Joostens weer op het diplomatieke en koloniale voorplan. Samen met de gezant in Marokko Conrad de Buisserret maakt Joostens op orders van Leopold II een erg onopvallende passage aan de onderhandelingstafel. België verschuilt zich succesvol achter zijn neutraliteit in deze Frans-Duitse confrontatie.
Ondertussen is in de internationale pers onder leiding van Edmund Dene Morel een anti-koloniale campagne tegen de wreedheden in Congo op kruissnelheid gekomen. Dit had Leopold II ertoe gedreven om Congo over te dragen aan de Belgische staat en zo een einde te maken aan de Vrijstaat. Om de punten en komma’s van deze overheveling te onderhandelen, benoemt Leopold II Joostens, die uitgegroeid is tot één van de meest favoriete diplomaten van de vorst, tot lid van zijn onderhandelingsteam. In dit verband is Joostens één van de architecten van het Koloniaal Charter dat in de overdracht naar de Belgische staat voorziet. Deze passage wordt Joostens’ laatste belangrijke wapenfeit. Tijdens één van zijn steeds talrijker wordende vakanties in Antwerpen overlijdt hij op 21 juli 1910 op 48-jarige leeftijd aan een hartfalen. Aangezien Joostens nooit trouwde en geen vrouw noch kinderen achterlaat, wordt hij bijgezet in het familiegraf aan de Sint-Catharinakerk te Stabroek. Daar siert, als herinnering aan de woelige zomer van 1900, het opschrift ‘PEKIN 1900’ nog steeds zijn tombe. Enkele jaren later wordt in 1913 in de Antwerpse wijk Zurenborg ter ere van zijn verblijf in China zelfs een straat omgedoopt tot ‘Baron Joostensstraat’. Met de teruggave van de concessie in Tientsin in 1931 komt er echter definitief een einde aan de Belgische aanwezigheid in China en zo verdwijnt ook Maurice Joostens in de vergetelheid.
Gert Huskens
Portret van Maurice Joostens
Jules Meulemans, S. Exc. M. le Baron JOOSTENS, in La Revue Diplomatique, 25 december 1904.
Groepsfoto van het diplomatiek korps tijdens de eerste maanden van de Conferentie van Peking. Joostens zit op de voorste rij uiterst links met wandelstok en hoed in de hand.
‘El diplomático español olvidado en la película 55 días en Pekín y en la historia’, Historias de la historia, (http://historiasdelahistoria.com/2013/11/21/el-156 diplomatico-espanol-olvidado-en-la-pelicula-55-dias-en-pekin). Geraadpleegd op 8 augustus 2016.
Maurice Joostens, in witte kledij voor de vlaggenpost, na afloop van de opstand te midden van de ruïnes van de verwoeste legatie. Aan zijn rechterkant staat secretaris Léopold Merghelynck en aan zijn linkerkant een onbekende werknemer.
V. Collin, Un reportage belge en Extrême-Orient (guerre internationale de 1900-1901), Antwerpen, 1901, 128-129.
Joostens op bezoek bij de wapenfabrieken van de Chinese overheid in Hanyang.
Chapeaux bas: Les Messieurs vous saluent’, Château de Louvignies, 2008. (http://www.chateau-louvignies.be/userfiles/press/2008/2008 01%20Chapeau%20Bas.pdf). Geraadpleegd op 8 augustus 2016.
Ondertekening van het Bokserprotocol op 7 september 1901. Joostens zit als vierde van links.
A. Von Mumm, Ein Tagebuch in Bildern, [Berlijn], [1902], p. 266.
Ongepubliceerde bronnen
Archief Ministerie Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
AMBZ, Brussel, Diplomatiek Archief, Corres. Pol. Chine, série complémentaire, 1900-1re partie 1901.
AMBZ, Brussel, Diplomatiek Archief, Corres. Pol. Chine, série complémentaire, 2ième partie 1901-1904.
AMBZ, Brussel, Diplomatiek Archief, Pers. EXT 162 [Persoonlijk dossier Maurice Joostens], 1884-1910.
FelixArchief
FelixArchief, Antwerpen, A. KAS, ‘Ontvangst van minister van België te Peking Maurits Joostens, bij zijn terugkeer naar Antwerpen’, Guldenboek deel 2, 1902.
FelixArchief, Antwerpen, Dossiers bij de organisatie van protocollaire evenementen, Ontvangsten, bezoeken en manifestaties, Ontvangst van de heer Maurice Joostens, Minister van België in China, 23 maart 1902.
Gepubliceerde bronnen
a) Publicaties van M. Joostens:
Joostens (M.), Du Caire au Tropique, Brussel, 1885.
Joostens (M.), Rapport sur le commerce extérieur de l’Égypte en 1890, Brussel, 1891.
b) Andere gepubliceerde bronnen
Affaires de Chine, négociations de Pékin, 1900-1902, [Bonn], [1902].
Collin (V.), Un reportage belge en Extrême-Orient (guerre internationale de 1900-1901), Antwerpen, 1901.
Wetenschappelijke werken
Auwers (M.), The Island and the Storm : a Social-Cultural History of the Belgian Diplomatic Corps in Times of Democratization, 1885-1935, Ongepubliceerde doctoraatsproefschrift, Universiteit Antwerpen, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Departement Geschiedenis, 2014.
Bitsch (M.-T.), La Belgique entre la France et l'Allemagne, 1905-1914, Paris, 1994.
Cohen (P.), History in Three Keys: The Boxers as Event, Experience, and Myth, New York, 1997.
Kurgan-van Hentenryk (G.), Léopold II et les groupes financiers belges en Chine: la politique royale et ses prolongements (1895-1914), Brussel, 1972.
Coolsaet (R.), België en zijn buitenlandse politiek 1830-2015, Leuven, 2014.
de Lichtervelde (B.), Joostens (Adolphe-Marie-Maurice), in Biographie coloniale belge, IV, Brussel, 1955, pp. 448-450.
De Ryck (L.), Tramways d’Alexandrie: een Belgische onderneming in Egypte. Een politieke ingreep in de concurrentie, in Revue belge de philologie et d'histoire / Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis, 69, 1995, pp. 925-955.
Duchesne (A.), La dissolution de la legion belge en Chine, 1900, in Carnet de la Fourragere, 1950, 3, pp. 193-216.
Duchesne (A.), Quand les Belges devaient partir pour la Chine. Un projet d'expedition contre les Boxeurs, 1900, in Carnet de la Fourragere, 1, 1948, pp. 1-45.
Frochisse (J.-M.), La Belgique et la Chine, Relations diplomatiques et economiques (1839-1909), Brussel, 1936.
Huskens (G.), Maurice Joostens en het Bokserprotocol. Marionet op het diplomatieke theater?, Ongepubliceerde masterproef, KU Leuven, Faculteit Letteren, Departement Geschiedenis, 2016.
Kelly (J.S.), A Forgotten Conference: the Negotiations at Peking, 1900-1901, Genève, 1963.
Luyckx (J.), For Business, Pleasure and Education. De reis van prins Albert naar de Verenigde Staten in 1898, Ongepubliceerde masterproef, KU Leuven, Faculteit Letteren, Departement Geschiedenis, 2007.
Luyckx (J.), Albert op verkenning in Noord-Amerika (1898). Het merkwaardige reisdagboek van een toekomstig Belgisch staatshoofd, in Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 179, 2013, pp. 297-358.
Otte (T.G.), 'Not Proficient in Table-Thumping': Sir Ernest Satow at Peking, 1900-1906'", in Diplomacy & Statecraft, 13, 2002, pp. 161-200.
Otte (T. G.), The China Question: Great Power Rivalry and British Isolation, 1894-1905, Oxford, 2007.
Spae (J.), Mandarijn Paul Splingaerd, KAOWARSOM, Brussel, 1986.
Van Den Eede (M.), De Belgische mondiale expansie (1831-1914). Een systematisch onderzoek naar de determinanten, actoren en evolutie van de Belgische koloniale en de financieel-industriële expansie, vanaf Leopold I tot de Eerste Wereldoorlog, Ongepubliceerd doctoraatsproefschrift, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Departement Geschiedenis, 2006.
Vandersmissen (J.), Koningen van de wereld. Leopold II en de aardrijkskundige beweging, Leuven-Den Haag, 2009.
Viaene (V.), King Leopold’s Imperialism and the Origins of the Belgian Colonial Party, 1860-1905, in The Journal of Modern History, 80, 2008, pp. 741-790.
Xiang (L.), The Origins of the Boxer War: A Multinational Study, Londen-New York, 2003.
Biographical Dictionary of Overseas Belgians