DE RIJCKE (Joos)

DE RIJCKE, Joos (Mechelen, 29 oktober 1498 – Popayán, Colombia, vermoedelijk jaar van overlijden 1578), in het Spaans bekend als “Jodoco Ricke”, minderbroeder en missionaris.

Joos de Rijcke is de oudste zoon van een gezin van dertien kinderen, van wie er amper zeven de volwassen leeftijd bereikten. Zijn vader, Joos de Rijcke, is de nazaat van een geslacht waarvan de naam voor het eerst opduikt in de 13e eeuw, in de abdij van Grimbergen. Zijn moeder, Johanna van Marselaer, stamt van haar kant uit een geslacht van Brabantse notabelen met een eigen wapenschild uit de Middeleeuwen. De familie de Rijcke van Marselaer onderhield zowel door haar sociale als geografische positie banden met de wereldlijke en geestelijke machthebbers van de 16e eeuw. Zo liet de overgrootvader langs moederszijde, Jan van Marselaer, in zijn testament uit 1475 een clausule opnemen krachtens dewelke zijn erfgenamen de studies van Adriaan Boeyens (de latere paus Adrianus VI), toen zestien jaar oud, moesten bekostigen. Een andere telg van de familie, Frederik van Marselaer, baron van Perk bij Vilvoorde (geboren in 1584, dus na de dood van Joos de Rijcke), was verscheidene keren schepen, thesaurier en burgemeester van Brussel. Joos de Rijcke zelf groeit op in zijn geboortestad Mechelen, waar ook de twee jaar jongere Keizer Karel opgroeide.

In 1515 treedt Joos de Rijcke toe tot de Orde der Franciscanen in Gent. Daar bevindt zich ook de ruim twintig jaar oudere Pieter van der Moere, die als Pieter van Gent, alias “Pedro de Gante”, bekend werd voor zijn rol in de kerstening van Mexico. Vooral een brief uit 1529 [1] waarin de rol van Pieter van Gent wordt belicht, moet diepe indruk hebben gemaakt op de eenendertigjarige Joos de Rijcke. In die vijf jaar later in Antwerpen gepubliceerde brief is onder meer sprake van de mensenoffers die de inboorlingen brachten en van het aantal ongelovigen die bij duizenden werden bekeerd. Afgoden en tempels werden vernield. Samen, zo stelt de briefschrijver, worden vervolgens kerken gebouwd ter ere van het ware geloof. 

In 1532 neemt Joos de Rijcke deel aan een kapittel van zijn orde in Toulouse. Dat is op aandringen van Isabela van Portugal, de echtgenote van Keizer Karel, gewijd aan de toekomstige missies in de Nieuwe Wereld. [2] Een minderbroeder die Francisco Pizarro en Diego de Almagro vergezelde bij de verovering van Perú, Juan de los Santos, neemt er het woord. Ook wordt een boodschap van Pedro de Candia [3], een van de dertien conquistadores die zwoeren het voormalig Incarijk voor de koning van Spanje te zullen innemen, voorgelezen. Toch zal het nog een jaar duren eer Joos de Rijcke, samen met drie andere Vlaamse broeders, naar Amerika inscheept.

Na vele omzwervingen, onder meer in Nicaragua, komt het gezelschap ten slotte op 1 augustus 1535 aan land in Tumbes, Perú. Na via Tumibamba, de vernielde geboortestad van Huayna Capac, door de Andes te zijn getrokken, komt Joos de Rijcke ten slotte aan in Quito op 6 december 1535. Dat is dag op dag één jaar nadat Sebastián de Belalcázar [4] San Francisco de Quito stichtte op de ruïnes van de voormalige Incastad, nota bene geboorteplaats van Atahualpa.

Zo wordt Joos de Rijcke de auteur van het eerste reisverslag in het Diets – het toenmalig Nederlands – over het voormalig Incarijk. In de bewuste brief aan zijn ouders van 6 maart 1536 [5] spreekt hij zijn diepe bewondering uit voor de realisaties van de Inca’s. De bouwwerken die door de conquistadores gedeeltelijk zijn vernield, doen hem denken aan die van de Romeinse keizers. De gevlochten hangbruggen, maar ook de door berg en dal slingerende wegen en de zogeheten “tambo’s”, met proviand uitgeruste rustplaatsen, zijn in zijn ogen ongeëvenaard. Het is weliswaar jammer dat ze geen God kennen en de zon aanbidden, zo stelt de briefschrijver, maar wanneer zij een eed doen op Moeder Aarde zoals een christen op de Heilige Drievuldigheid, houden zij er zich ook aan. Voorts neemt Joos de Rijcke de goudkoorts van de Spanjaarden op de korrel, alsook hun wreedheid ten aanzien van de plaatselijke bevolking. Niettemin is hij van oordeel dat deze laatste, ondanks het geweld haar aangedaan door de conquistadores, makkelijk bekeerd zal kunnen worden.

In Quito wordt Joos de Rijcke door de aldaar reeds gevestigde kolonisten met open armen ontvangen, al was het maar omdat hun al elf maand de mis niet is opgedragen. Op de gedeeltelijk door brand vernielde paleizen van Huayna Capac, de keizer van de Inca’s, vader van Atahualpa en Huáscar, bouwt hij aan de voet van de vulkaan Pichincha het klooster van Quito. Tot vandaag geldt dit als een van de grootste van Zuid-Amerika. Hij doopt de zonen van Atahualpa en werpt zich op als verdediger van de rechten van de indianen. Het doel was een indiaanse adel in stand te houden die als buffer zou fungeren tussen de conquistadores en de rest van de indianenstammen. Deze omvatten niet alleen voormalige Inca’s maar ook Cañari’s uit de Andes en Shuara’s uit het Amazonegebied, de zogeheten “Jivaro’s”, vervaardigers van schrompelkoppen.

Joos de Rijcke, die zelf zijn naam eerst verspaanste tot “Jodoco Rijcqz” en vervolgens tot “Jodoco Ricke”, zou als eerste het graan naar de Nieuwe Wereld hebben gebracht in een aarden pot waarop in het Diets geschreven stond : “Gij die mij siet, vergeet God niet !” Alexander von Humboldt, de Duitse ontdekkingsreiziger, is de eerste geweest om dit te melden nadat hij in 1801 het klooster van Quito bezocht. Hoe dan ook introduceert Joos de Rijcke, benevens het graan, ook de perzik en de wijnrank in Amerika, dat sedert mensenheugenis de in Europa op dat ogenblik nog onbekende maïs, aardappelen en quinoa verbouwde. Het graan en de wijnrank waren wellicht, volgens de getuigenis van Joos de Rijcke zelf, bedoeld om hosties en miswijn voor de eucharistie aan te maken. Hij stelt namelijk in een van zijn bewaarde brieven dat hij al wat nodig was voor de mis had meegenomen.

Joos de Rijcke leert de plaatselijke bevolking diverse landbouwtechnieken. Het fronton van het parlement in Quito bevat trouwens een halfreliëf waarop Joos de Rijcke met een os en een ploeg wordt afgebeeld. Joos de Rijcke leert de indiaanse bevolking ook lezen en schrijven. Hij sticht een muziekschool waarin het bespelen van zowel blaas- als snaarinstrumenten wordt onderwezen, voornamelijk ten behoeve van de eucharistievieringen. Zijn medebroeder Pieter Gossael, “Pedro Pintor” genoemd, ligt aan de basis van de zogeheten “School van Quito”, een schildersacademie. Voorts richt Joos de Rijcke ook nog ateliers in voor het bewerken van onder meer goud en zilver. De leerlingen hiervan waren meestal indianen, dit terwijl de bewerking van edele metalen nochtans voorbehouden was aan de Spaanse kolonisten.

In 1564 verzoekt Joos de Rijcke zijn Orde in Gent hem in het Boek der Overledenen te willen inschrijven. Vijf jaar later wordt hij evenwel nog naar Popayán, een eveneens door Belalcázar gestichte stad in het zuiden van huidig Colombia, gestuurd om aldaar een klooster te bouwen. Daar overlijdt hij naar alle waarschijnlijkheid in 1578, tachtig jaar oud.

Joos de Rijcke geldt vandaag nog in Ecuador – onder Spaans gezag het noordelijk deel van Perú – als “vader des vaderlands” omwille van zijn levenswerk in dienst van de Spaanse conquistadores, de roomse kerk en de plaatselijke bevolking.

Serge De Ryck
Kamer van Volksvertegenwoordigers
24 april 2014
serge.de.ryck@skynet.be

 

Bibliografie

 

Ongepubliceerde bronnen

Onder meer de volgende bronnen werden geraadpleegd door Prof. Dr. Augustin Moreno Proaño (franciscaan, onderdirecteur van de Ecuadoraanse Academie voor Geschiedenis en auteur van het hieronder vermelde standaardwerk over Joos de Rijcke):

- Archieven van de Stad Mechelen

- Koninklijke Archieven van de Stad Brussel

- Archief van de Katholieke Universiteit Leuven

- Archief van het Franciscanenklooster van de Stad Sint-Truiden

- Archief van de Indias in Sevilla, Spanje

- Archief van de Koninklijke Academie voor Geschiedenis in Madrid

- Bibliotheek en archief van de « Academy of American Franciscan History », in Washington D.C.

- Archief van de Stad Quito, Ecuador

- Provinciaal Archief van de Franciscaner Provincie van Quito, Ecuador

- Archief van de Stad Popayán, Colombia

 

Gepubliceerde bronnen

De Paepe (C.), Een merkwaardig stuk uit het Leuvens universitair archief : het Zuid-Amerikaans verslag van broeder Joos de Rijcke (1533-36), in : Onze Alma Mater, jaargang 35 nr. 4, 1981, Leuven, pp. 255-278.

De Paepe (C.), Nieuwe geschriften van Joos de Rijcke. Twee onbekende brieven aan zijn ouders (1532), in : Franciscana, jaargang 37 nr. 4, 1982, p.135-151.

 

Wetenschappelijke werken

De Paepe (C.), Joos de Rijcke (Fray Jodoco Ricke) (1498-1578) - I. Een nieuwe dokumentatie, in : Franciscana – Bijdragen tot de geschiedenis van de Minderbroeders in de Nederlanden, jaargang 33 nr. 1, 1978, pp. 3-22.

De Paepe (C.), Joos de Rijcke (Fray Jodoco Ricke) (1498-1578) - II. De brieven, in : Franciscana, jaargang 33 nrs. 2-3, 1978, pp. 71-86.

De Paepe (C.), Joos de Rijcke (Fray Jodoco Ricke) (1498-1578) - III. Korte levensschets, in : Franciscana, jaargang 34 nrs. 1-2, 1979, pp. 3-19.

De Paepe (C.), Joos de Rijcke, een Vlaamse zendeling in Zuid-Amerika, in : Spiegel Historiael, jaargang 19 09/1984, pp. 398-403.

Moreno Proaño (A.), Fray Jodoco Ricke y Fray Pedro Gocial, Apóstoles y Maestros Franciscanos de Quito 1535-1570, Quito, 1998, pp. 418

 

Website

https://users.telenet.be/joosdr/


[1] ???

[2] Moreno Proaño (A.), Fray Jodoco Ricke y Fray Pedro Gocial, Apóstoles y Maestros Franciscanos de Quito 1535-1570, Quito, 1998, pp. 103-105

[3] Moreno Proaño (A.), Fray Jodoco Ricke y Fray Pedro Gocial, Apóstoles y Maestros Franciscanos de Quito 1535-1570, Quito, 1998, pp. 106

[4] Soms wordt deze conquistador, in plaats van « Belalcázar », Benalcázar genoemd.

[5] De transcriptie van deze brief staat op de website over Joos de Rijcke : https://users.telenet.be/joosdr/ onder de rubriek Joos dR : « Maak kennis met de Joos de Rijcke ... » via zijn brieven.

 

Tomaison

Biographical Dictionary of Overseas Belgians