Boone, Olga (Gent, 27 februari 1903 – Sint-Joost-ten-Node, 31 juli 1992), geografe, etnografe, museumconservator.
Geboren te Gent als dochter van een militair, generaal-majoor en ingenieur militair materieel Armand Boone (1875-?), en Marie De Schrijver (1874-?), behaalt Olga Boone in Brussel een diploma als regentes. Onmiddellijk daarna, in 1924, begint ze aan een opleiding geografie aan de universiteit van Luik, de stad waar haar vader directeur van de wapenfabriek werd. Na haar afstuderen is Boone gedurende een jaar leerling-assistent in het Séminaire de Géographie bij professor Joseph Halkin (1870-1937), de oprichter van de Luikse geografie-opleiding in het begin van de eeuw. Boone wordt in 1928 tevens de eerste secretaris van de net gestichte Cercle des Géographes Liégeois (cgl), onder Halkins voorzitterschap. Ze houdt in 1929 in de cgl nog een uiteenzetting over de fysieke en humane geografie van enkele Deense eilanden naar aanleiding van een studiereis met professor geologie Paul Fourmarier (1877-1970)[1], maar ontwikkelt onder invloed van Halkin vooral een interesse voor Congo en de etnografie. Ze bereidt een doctoraat voor over de percussie-instrumenten bij de Congolese bevolking, in nauwe samenwerking met het Museum van Belgisch Congo in Tervuren, waar ze de collecties onderzoekt. In 1932 wordt Boone een van de eerste vrouwen met een doctoraat in de geografie aan de Luikse universiteit.
Reeds twee jaar eerder, in september 1930, nam Boones carrière een beslissende wending: aangeworven attaché op het Bureau voor Etnografische documentatie (bed) in het Tervurense museum, verlaat ze het universitaire milieu in Luik ten voordele van een wetenschappelijke museumcarrière voor de rest van haar loopbaan. Al na twee jaar geeft ze daarom de secretarisfakkel van het Luikse aardrijkskundig genootschap door aan Omer Tulippe (1896-1968), later de opvolger van Halkin als professor geografie. Niettemin blijft Boone actief de banden met Luik behouden als levenslang lid van de cgl.
Het Bureau voor Etnografische documentatie (bed) was de voortzetting van het voormalige Bureau international d’etnographie. Dit was opgericht in het begin van de 20e eeuw om de aangroeiende etnografische documentatie over de kolonie te centraliseren en te ontsluiten volgens de methodologie van Halkins etnografische vragenlijst (1905). Na inactiviteit tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het bureau in 1930 door toedoen van zijn bezieler, senator Cyrille Van Overbergh (1866-1959), heropgestart in het museum van Tervuren. De oud-medewerkers Van Overbergh, Halkin, Edouard De Jonghe (1878-1950) en Joseph Maes (1882-1960), hoofd van de afdeling Etnografie in Tervuren, maakten deel uit van de toezichthoudende commissie.
Boones werk in het bureau bestond uit het updaten, aanvullen en klasseren van de gegevensbank via een uitgebreid fichesysteem met verschillende indexen. Dat leidde ten eerste tot de uitgave van een Bibliographie ethnographique du Congo belge et des régions avoisinantes. Dit geannoteerd overzicht van de literatuur in het ruime domein van de etnografie in Congo en daarbuiten zal Boone vanaf het eerste volume in 1932 (terugblikkend tot 1925) tot aan haar pensioen in 1968, voor elk jaar samenstellen.
Daarnaast leverden de ‘database’ en de museumcollectie de grondstof voor Boones eigen onderzoek, dat zich voornamelijk rond twee thema’s ontwikkelde. Verder bouwend op haar doctoraat, publiceert Boone enerzijds in het domein van de etnomusicologie. Twee volumes in de Annalen van het museum, Les xylophones du Congo belge (1936) en Les tambours du Congo belge (1951), droegen bij aan de organologie door hun syntheses op basis van uitvoerig bronnenonderzoek. In de descriptieve classificatie van de muziekinstrumenten en de analyse van hun geografische verspreidingsgebieden, knoopte dit onderzoek aan bij de diffusionistische denkkaders die een sterke invloed uitoefenden op de museumantropologie.
Het zwaartepunt van Boones onderzoek lag echter bij ‘etnografische geografie’. In de conclusie van een presentatie rond dit thema op de cgl in 1931, voorspelde ze reeds in zekere zin zelf de rode draad van haar carrière: « […] une carte ethnographique dressée aujourd’hui et basée sur les connaissances actuelles ne serait pas immuable; il est certain que d’année en année elle devrait être modifiée ».[2]
In 1935 publiceert Boone samen met Maes met Les peuplades du Congo Belge: een eerste overzicht van de beschikbare kennis omtrent de identificering en lokalisering van de bevolkingsgroepen in Congo, op basis van het materiaal dat voorhanden was in het documentatiecentrum. Al snel wilde Boone echter de lacunes van dit werk opvullen. Ze vat daartoe het plan op voor een studiereis in Congo, om op basis van de aldaar te verzamelen documentatie in de lokale administratieve archieven, tot een accuratere etnografische kaart te komen. Dergelijk onderzoek werd bovendien nodig bevonden in het kader van de Belgische medewerking aan de Ethnographic Survey van de International African Institute (iai) in Londen. Na een afgesprongen subsidie van het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut (kbki), die al in 1946 was toegekend, kon Boone haar missie pas realiseren van juli 1948 tot september 1949. Na enkele maanden onderzoek in Leopoldstad legt ze gedurende een jaar een rondreis in Congo en Ruanda-Urundi af in een pick-up, vergezeld door een Congolese chauffeur en kok. De verzamelde documentatie vormde inderdaad een belangrijke aanwinst voor het archief in Tervuren, evenals de basis voor nieuwe publicaties.
Maar eerst zou Boone, van juni tot en met september 1951, nog een tweede wetenschappelijke missie in Congo ondernemen, zij het ditmaal met een heel ander doel. Ze vatte een cinematografische en fotografische expeditie op om de dansen, onder andere bobongo, bij de Iyembe en Ekonda in de streek het Leopold II-meer te registreren. De films, waarvan sommige in kleur, werden kort nadien verscheidene keren aan een internationaal publiek vertoond. Bovendien collecteerde Boone (gedurende haar beide reizen) ook heel wat uitgebreid gedocumenteerde objecten voor de Tervurense verzameling.
In het museum was Boone intussen in 1949 tot conservator benoemd, en was na het vertrek van Maes na de oorlog tevens het hoofd van het bed geworden. In die hoedanigheid was ze lid van de Etnologische commissie, opgericht in 1947 in de schoot van het kbki om onder meer de samenwerking met de Ethnographic Survey van de iai te stroomlijnen. Daarbij speelde het bed namelijk een centrale rol, via de uitgave van Monographies ethnographiques over de Congolese bevolkingsgroepen in deze reeks van het iai. Onder meer historisch antropoloog Jan Vansina (1929-2017) en Huguette Van Geluwe (°1927), later hoofd van de afdeling etnografie in Tervuren, waren daarvan auteurs. Boone begeleidt daarnaast eveneens als editorial advisor de African Abstracts, een trimestriële analytische bibliografie uitgegeven door de iai vanaf 1950, waaraan verschillende Belgische onderzoekers meeschreven.
Zelf blijft Boone jaarlijks de Tervurense bibliografie publiceren. Mede onder invloed van Frans Olbrechts (1899-1958), sinds 1947 de nieuwe directeur van het museum, wordt het werkinstrument volgens de nieuwe wetenschappelijke opvattingen gemoderniseerd, en ontdaan van het verouderde schema van Halkin. Bovendien breidt de scope uit, zowel naar een steeds breder gamma van menswetenschappen, als qua geografische reikwijdte, zodat de naamsverandering na 1960 naar Bibliographie ethnographique de l’Afrique sud-saharienne voor het eerstgenoemde eigenlijk niet meer representatief was, en voor het tweede enigszins achter de feiten aanliep. Om het snel aangroeiende literatuurcorpus te kunnen reviewen, werkt Boone in de jaren zestig ook samen met het Franse Centre d’Analyse Documentaire pour l’Afrique Noire. De bibliografie was onder internationale Afrikaspecialisten een geapprecieerd instrument. De werkdruk van het jaarlijkse literatuuronderzoek, in totaal goed voor de publicatie van 33 bibliografievolumes gedurende haar hele loopbaan, zette Boones ander onderzoek echter in toenemende mate op een lagere versnelling.
In 1954, vijf jaar na haar eerste missie, publiceert Boone een voorlopige nieuwe etnische kaart in het tijdschrift Zaïre. Daarin worden ook de nieuwe orthografische regels voor etnische nomenclatuur naar het voorbeeld van de iai aangewend, een debat waaraan zij actief had deelgenomen. De ‘definitieve’ kaarten van de zuidelijke kwartieren verschijnen vervolgens in 1961 (Carte ethnique du Congo. Quart Sud-Est) en in 1973 (Carte ethnique de la république du Zaïre. Quart Sud-Ouest). Deze (niettegenstaande de titel) uitgebreid gestoffeerde publicaties vulden een reële lacune op, en hadden hun verdienste als grondige naslagwerken – een constante in Boones werk. Hoewel zij zelf de gekunsteldheid van het uittekenen van etnische grenzen op schematiserende kaarten erkende, reflecteren deze publicaties een geloof in het belang van een welomlijnde classificatie en onderverdeling van etnische groepen, een benadering die later, net zoals het eenzijdige gebruik van bronnenmateriaal afkomstig uit koloniale administratie, achterhaald werd.
De laatste kaart dateert al van na Boones pensioen in 1968 als ereconservator. Daarna zet ze als vrijwillig medewerker haar onderzoek in het museum nog gedurende enkele jaren voort. Hoewel ze ook nog aan de kaarten voor de noordelijke helft van Congo begint, kan ze die vermoedelijk door ziekte niet meer afwerken. Zodoende blijft een deel van Boones onderzoek, en van het verzamelde archiefmateriaal, dat nog steeds in het Tervurens archief aanwezig is, ongepubliceerd.
Als eerste vrouwelijke conservator van het museum van Tervuren bouwde Boone een gedegen wetenschappelijke loopbaan uit in een tijd waarin dit voor vrouwen geen voor de hand liggend carrièrepad was. In het museum was ze een gevestigde waarde, die naast de 37 jaar lange uitbouw van het bed, ook geregeld een hand toestak in de bibliotheek en bij collega Albert Maesen (1915-1992) bij het beheer van de etnografische collectie. In het veld heeft ze door haar eigen expertise en haar bijzondere geïnformeerdheid over het lopende onderzoek, via de ontvangst van vele (inter)nationale bezoekers in het documentatiebureau menig onderzoek(er) in de Afrikastudies georiënteerd en gefaciliteerd. Naast de voornoemde participatie in de cgl, het kbki en het iai was Boone buiten het museum ook actief als lid van Commissie voor de bescherming van de inheemse kunsten en ambachten, en van de Vereniging van Archivarissen, Bibliothecarissen en Conservators van Musea. Ze ontving voor haar werk meerdere benoemingen (ridder in de Kroonorde (1949), officier in de Leopoldsorde (1956), commandeur in de Leopold-II orde (1965)). Boone overleed ongehuwd op 89-jarige leeftijd in Brussel, waar ze sinds meer dan 60 jaar woonde.
Eline SCIOT
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren
27 Maart 2017
eline.sciot@africamuseum.be
Bibliografie
Ongepubliceerde bronnen
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (kmma), Tervuren, Museumarchief, AA.1 (1910-1931) en AA.2 (1932-heden)
kmma, Tervuren, Afdeling Etnografie, Archief Olga Boone en DA.3, 74 (etnografisch dossier Olga Boone)
kmma, Tervuren, Missies O. Boone 1948-1949 (fotoalbums), 1951 (foto’s EP.0.0.2243 – 2331) en films (FC 2013.39)
Ministerie van Buitenlandse Zaken (mbz), Brussel, Diplomatiek Archief, Minaf 156 (personeelsdossier Olga Boone)
mbz, Brussel, Afrikaans Archief (aa), AIMO GG, 1859, 9946, dossier 4 Mission Melle Boone
mbz, Brussel, aa, GG, 12426, Sec/D.8, Voyages recommandées, Recommandation Mademoiselle Boone
mbz, Brussel, aa, A 45 COPAMI, 4796, 4 Correspondance diverse, 1957-1960
Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Brussel, Persoonlijke militaire dossiers, 12848 Boone Armand A L
Gepubliceerde bronnen
- Publicaties van Olga Boone
Boone (O.), La culture du lin en Belgique, Cercle des Géographes Liégeois. Travaux, fasc. 1 / Travaux du Séminaire de Géographie de l’Université de Liège, Fasc. 21, Luik, J. Wyckmans, 1929.
Boone (O.), Les variétés humaines et groupes ethniques du Congo belge, in Bulletin du Cercle des Géographes Liégeois, 3, 1931, pp. 10–17 .
Bibliographie Ethnographique du Congo belge et des régions avoisinantes [1925-1959], 26 volumes, Tervuren, Museum van Belgisch Congo (mbc) / Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (kmma), 1932-1961.
Maes, (J.) en Boone (O.), Les peuplades du Congo belge. Nom et situation géographique. Publications du Bureau de Documentation Ethnographique. Série 2: Monographies idéologiques, vol. 1, Tervuren, mbc, 1935.
Boone (O.), Les xylophones du Congo belge, Annalen van het mbc (Annalen), D: Antropologie en volkenkunde, Serie III : Analytische bijdragen over de verzamelingen van het mbc, deel 3, fasc. 2, Tervuren, mbc, 1936.
Boone (O.), Les tambours du Congo belge, Annalen, Menswetenschappen, Nieuwe reeks in -4° Ethnographie, 1, Tervuren, mbc, 1951.
Boone (O.), Carte ethnique du Congo belge et du Ruanda-Urundi, in Zaïre. Congolees Tijdschrift, 8, 5, 1954, pp. 451–465. (later ook gepubliceerd in Congo-Tervuren, 1, 1, 1955, pp. 51–56.)
Boone (O.), La Section d’Ethnographie, in Congo-Tervuren, 6, 2, 1960, pp. 69–70.
Boone (O.), Carte Ethnique du Congo. Quart Sud-Est, Annalen, Menswetenschappen, Serie in -8°, 38, Tervuren, kmma, 1961.
Bibliographie ethnographique de l’Afrique sud-saharienne [1960-1966], 7 volumes, Tervuren, kmma, 1962-1968.
Boone (O.), La documentation ethnographique au Musée Royal de l’Afrique Centrale, in Africa-Tervuren, 10, 4, 1964, pp. 99–102.
Boone (O.), Carte Ethnique de la République du Zaïre. Quart Sud-Ouest, Annalen, Menswetenschappen, Serie in -8°, 78, Tervuren, kmma, 1973.
F. Plisnier-Ladame (F.) met voorwoord van Boone (O.), Les Pygmées, Enquêtes Bibliographiques, XVII, Brussel, Centre de documentation Economique et Sociale Africaine, 1970.
- Andere gepubliceerde bronnen
Anoniem, La distribution des peuplades au Congo Belge. Mlle Boone, chargée de mission, a terminé un voyage d’études, in La Nation Belge, 26 augustus 1949, p. 4.
Schouteden-Wéry (J.), Le périple d’Olga Boone au Congo, in Bulletin de l’Union des femmes coloniales (bufc), 21, 128, 1950, pp. 4–6.
Schouteden-Wéry (J.), Le périple d’Olga Boone au Congo. Deuxième conversation, in bufc, 21, 129, 1950, pp. 4–7.
Feron (F.), Une spécialiste du Congo est conservateur au Musée Royal du Congo Belge, à Tervuren, in Femmes d’aujourd’hui, 22 mei 1954, p. 14.
Cahen (L.), Olga Boone, in Africa-Tervuren, 14, 1, 1968, pp. 24–25.
Wetenschappelijke werken
d’Hertefelt (M.), De Afrikanistische documentatie op het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, in Mededelingen der Zittingen van Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, 26, 3, 1980, pp. 331–344.
Couttenier (M.), Als muren spreken: het museum van Tervuren, 1910-2010, Tervuren, kmma, 2010, p. 81.
Decock (S.), Het Documentatiecentrum voor Menswetenschappen. Tussen verleden en toekomst, in Thys van den Audenaerde (red.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, kmma, 1998, pp. 115–118.
[1] Procès-verbal de l’assemblée générale du 27 janvier 1929, in Bulletin du cercle des Géographes Liégeois (bcgl), 1, 2, 1929, pp. 22-23.
[2] Boone (O.), Les variétés humaines et groupes ethniques du Congo Belge, in bcgl, 3, 2, 1931, p. 12.
Fotocredit: HP.1950.11.32, collectie kmma Tervuren; foto Max Poll, 1948, kmma Tervuren ©
Biographical Dictionary of Overseas Belgians